Wegdrijvend van hun herkomst

Het afgelopen najaar betraden opvallend veel nieuwe schrijvers de literaire arena. Nels Fahner las alle uitgekomen eerstelingen en stelt vast dat ontworteling een thema is onder debutanten. Van de nieuwelingen maakt vooral A. H. J. Dautzenberg indruk.

(deze recensie verscheen in Trouw, 15 januari 2011)

’Een bericht voor Evert Harsboom! Uw voorouders wachten op u! Ik herhaal: een bericht voor Evert Harsboom! Uw voorouders wachten op u!” Verrassend openen is een van de sterke punten van A. H. J. Dautzenberg (1967). Of het nu gaat om een man die tijdens een voetbalwedstrijd wordt opgeroepen door zijn voorouders, of om een carrièrevrouw die door eskimo’s wordt ontvoerd – in zijn late debuut plaatst de Tilburgse schrijver je voortdurend voor onverwachte situaties.

De dertig korte verhalen in ‘Vogels met zwarte poten kun je niet vreten’, zijn bovendien opvallend veelzijdig: soms toegankelijk, dan weer ietwat raadselachtig. Enkele verhalen zijn zelfs zo moeilijk te volgen dat het beklemmend wordt. In het verhaal ‘Pa-ram pam pam pam’ heb je bijvoorbeeld lange tijd geen idee wie er nu eigenlijk aan het woord is. De verteller doet alleen de cryptische uitspraak: “Ik ben een heerser over geel en hemelsblauw. Laat dat gezegd zijn.” Pas later begrijp je dat met die heerser de dood aan het woord is. Vorm en inhoud sluiten dus heel goed op elkaar aan: de dood is geen gemakkelijk onderwerp, en dat wordt weerspiegeld in ondoorgrondelijk proza.

Dautzenbergs verhalen doen nogal eens aan het werk van Gerard Reve denken. Net als de grote volksschrijver vermengt hij het verhevene graag met het banale. Een onsmakelijk verhaal over seks in een rioollucht roept onherroepelijk serieuzere gedachten op over de onwelriekende tijdgeest. „Rijen boeken zijn er volgeschreven () over de kleuren wit en zwart. () Maar over de mengkleur bruin… nee hoor! Terwijl dat toch met afstand dé kleur is die wij produceren –Übermensch én Unterschmutz. Bruin is de kleur die ons bindt.”

Dit debuut werkt op allerlei manieren aangenaam ontregelend: door Dautzenbergs gevoel voor het fantastische, doordat hij iets te raden over laat, en omdat deze mysticus à la Gerard Reve je aanzet tot nadenken. Dat is een indrukwekkende prestatie.

De gelaagdheid van Dautzenbergs debuut, vind je in mindere mate terug bij Pat Donnez (1958), die debuteerde met de novelle ’Marilyn’, geschreven vanuit het perspectief van de veertienjarige Kasper, wiens moeder zich inbeeldt Marilyn Monroe te zijn. Aan dubbele bodems ontbreekt het niet, ondanks de kleine omvang van het boek. De hond van Kasper heet bijvoorbeeld Plato, en illustreert zo de bijrol die metafysica in onze levens is toebedeeld. „Plato, die nog volop in zijn depressie zit, begint met zijn staart te kwispelen. Of hij daarmee Kasper een hart onder de riem steekt, is twijfelachtig. Honden zijn honden, we moeten daar nuchter in blijven.”

Maar Donnez’ belangrijkste kwaliteit is ongetwijfeld zijn fantasierijke taal, die zich al meteen in de hoofdstuktitels manifesteert: ’Zomerslank’, ’Lalibela’, ’Komkommerheld’, ’Fluorescerend’. Allemaal woorden die je hardop wil uitspreken, om te horen hoe mooi ze klinken.

Bovendien weet Donnez Kaspers ontwikkeling roerend in beeld te brengen. Hoe meer de jongen van zijn moeder begrijpt, hoe meer hij van haar vervreemdt: „Een kleine jongen gelooft graag de verhaaltjes die mama hem vertelt. Een kleine jongen die groter wordt, vindt dat die verhaaltjes beginnen te rammelen. Een grote jongen die klein is geweest, heeft niets liever dan dat mama die verhaaltjes voor zich houdt.”

Het een na laatste hoofdstuk heet ’moeilijkemooiewoordengedoe’, het laatste heeft helemaal geen titel: illustratief voor Kaspers groeiende eenzaamheid.

De vervreemding en de ontluikende volwassenheid die Donnez zo subtiel verwoordt, worden eenvoudiger uitgewerkt in de roman ’Zomerslaap’ van Martijn Simons (1985). Simons’ hoofdpersoon is een paar jaar ouder dan Kasper, hij is zeventien, aan het eind van de zomer zal hij op kamers gaan. Tot die tijd lanterfant hij. „Het raam stond open, een vlieg tikte tegen de hor, hij wilde naar buiten, viel op de vensterbank en probeerde het opnieuw.” ’Zomerslaap’ zindert van dit soort sferische beelden. „Mijn broertje stak zijn pakje naar me uit. Ik friemelde er een sigaret uit en boog voorover om bij de vlam van zijn aansteker te komen. Ik keek naar hem, hoe hij zijn eigen sigaret aanstak. Zijn gezicht lichtte even op en versmalde toen hij de rook naar binnen zoog. Alsof hij het al jaren deed.” Simons schrijft niet alleen mooi, aan het eind van ’Zomerslaap’ trakteert hij ons ook op een verrassende wending. Het is nog wel even afwachten wat deze schrijver te bieden heeft in een roman die meer reflectie en actie vraagt.

Waar Simons het houdt bij een klein, realistisch verhaal, experimenteert Deborah Klaassen (1984) in haar eerste roman volop met het fantastische. ’Bek dicht en dooreten’ draait om Laura, een studente die een jaar als au pair in Londen gaat werken. Ze komt in een Joods tandartsgezin terecht dat enkele geheimen koestert, zo blijkt al gauw.

’Bek dicht en dooreten’ is een geslaagde mix van twee genres: het verenigt elementen uit chicklit en horror. Klaassen is een meester in het componeren van gruwelijke situaties. Laura wreekt zich bijvoorbeeld als een vampier op een jongen die haar telkens maar naloopt. „Langs de achterkant van m’n tanden keerde de schacht van zijn lul zich als een trui binnenstebuiten. () Ik spuwde het sponzige weefsel op het tapijt en stond op.” Getver, denk je dan. Maar Klaassen houdt consequent vast aan haar lichtvoetige chicklit-stijl en heeft ook ruime aandacht voor de aardigheden van dat genre. „Hij is er, dacht ik, en ik controleerde m’n reflectie in de deur van de oven. Ik streek m’n truitje glad en smeerde er daardoor een grote klodder zelfgemaakte humus overheen. ’Shit.’” Door die mix van sferen verveelt dit debuut geen moment.

Al met al is het niveau van de debutanten dit najaar hoog. Thematisch hebben ze ook wel wat gemeen: of het nu gaat om de adolescentieverhalen van Donnez en Simons, de au pair-avonturen van Klaassen of de fantastische verhalen van Dautzenberg, alle boeken vertolken een gevoel van ontworteling, een proces van vervreemding, van wegdrijven van je afkomst. De verhalen van Dautzenberg vallen daarbij op door hun veelzijdigheid. Alle reden uit te zien naar zijn eerste roman, ’Samaritaan’, die dit voorjaar uitkomt.

Plaats een reactie